Zaterdag 22 februari organiseerden we in Amsterdam onze Winterbijeenkomst! Te gast was Martin Sommer, columnist voor De Volkskrant en schrijver van De Kleine Tocqueville (The Pocket Tocqueville). Rond het CSS thema vrijheid ging hij met ons in gesprek over de staat van de Nederlandse democratie. Is er in ons bestel nog ruimte voor fundamenteel waardenconflict?
Scroll naar beneden voor een verslag van wat er is besproken!
Wat hebben we besproken?
Al decennia wordt onze democratie ‘verplaatst’: van de voorkant (verkiezingen, ideologische strijd, de uitoefening van ‘volkswil’) naar de achterkant (procedurele beschermingen tegen machtsmisbruik). Herman Tjeenk Willink beschrijft dit goedkeurend als ‘monitoring democracy’, terwijl Fareed Zakaria zelfs durft te stellen dat echte democratie gevormd wordt door rechters en NGOs. Deze nieuwe vormen van rekenschap zouden uitstekende ‘antistoffen’ tegen ‘populisme’ zijn.
Critici van deze ontwikkeling beschrijven dit echter als depolitiseringVerkiezingsprogramma’s zijn in toenemende mate een academische exercitie geworden en de programma’s van de grote middenpartijen lijken steeds meer op elkaar. Over de grote kwesties van de tijd (de Europese Unie, klimaatpolitiek, immigratie) lijkt de hele elite het eens te zijn. Zogenaamde ‘populisten’, zij die deze consensus bestrijden, worden verafschuwd zoals de ketters in de middeleeuwen die aan het heilige gezag durfden te twijfelen. Kan de burger nog kiezen tussen verschillende toekomsten? Kan een democratie zonder voorkant? Is de liberale vrijheidsconceptie slechts een verzameling aan particuliere vrijheden? Van groot belang is het bestaan van een publiek debat waar in vrijheid verschillende standpunten met elkaar kunnen concurreren: de marketplace of ideas.
Tijdens de discussie was er veel aandacht voor de rol van de universiteit, media en politiek. De geestes- en sociale wetenschappen, ideologisch gehomogeniseerd, zouden de kaders vaststellen van het publieke debat en daarmee uiteindelijk van politiek beleid. Anderen verwierpen deze gedachte. Internationalisering werd ook gezien als een belangrijke factor. Houdt het traditionele onderscheid tussen internationale ‘high politics’ en nationale ‘low politics’ nog wel stand in een samenleving waar steeds meer zaken internationaal worden geregeld? Tot slot: komt de burger er niet te makkelijk vanaf? Is er een gebrek aan burgerlijke wil, of ontbreekt het ons simpelweg aan de middelen om het politieke proces nog significant te beïnvloeden, in deze tijd van geregisseerde ‘partijfestivals’, die traditionele ledencongressen hebben vervangen?
Wat mogen we concluderen?
De burger is immer geïnteresseerd in waarheid, maar is ook zijn zelfvertrouwen verloren en heeft zijn oordeelsvermogen uitbesteed aan externe actoren. In het huidige denkklimaat lijkt ons geloof in het menselijke denkvermogen gespleten: we hebben een absoluut vertrouwen in wetenschap, daarbuiten overwint relativisme. Lopen we daarmee niet het risico teveel autoriteit te vestigen in systemen en ideeën die zichzelf slechts voordoen als wetenschappelijk, maar dat niet zijn—het sciëntisme beschreven door Hayek? Wetenschap wordt geëerd als instituut, maar haar onderliggende waarden (nieuwsgierigheid, debat, scepsis, meningsverschil) worden niet gekoesterd.