Op maandag 15 februari was Prof. Dr. Ulrike Ackermann onze Tafelgast. Zij is oprichter en directeur van het John Stuart Mill Institut für Freiheitsforschung in Heidelberg en zeer aanwezig in de Duitse media. Dr. Frans Willem Lantink ging met haar in gesprek over het CSS-thema vrijheid, aan de hand van haar boek Das Schweigen der Mitte uit 2020. Hierin gaat zij op zoek naar verklaringen voor een steeds kleurlozer politiek midden, tussen de radicalisering van links en rechts.
Wat hebben we besproken?
De versplintering van het politieke landschap gaat in Duitsland langzaamaan dezelfde kant op als in Nederland. Brede coalities zijn daarvan het gevolg, waarbij de flanken met name op rechts uitgesloten worden. Hierdoor neemt de versplintering nog verder toe. Ondertussen komt er vanuit het midden geen antwoord op de Westerse zelftwijfel en de linkse identiteitspolitiek die sterk inzet op een culturele ‘deconstructie’ van de klassieke Westerse waarden.
Het zwijgen van het midden wordt door Ackermann verklaard door het verval van de klassieke volkspartijen, die geen vaste groepen in de samenleving meer vertegenwoordigen. Dit heeft bij de bestaande politieke partijen voor verdorring gezorgd: een gebrek aan intern debat en een technocratische benadering van politiek en bestuur. Dat het coronabeleid als ‘alternativlos’ wordt bezworen is hiervan een groot voorbeeld.
Ackermanns ziet oplossingen in vrije discussie en het openbreken van polarisatie. Centraal in haar werk staat daarom het opnieuw uitvinden van de intellectueel als een uitgesproken anti-totalitaire denker. Hierin ligt een zekere parallel met het ‘Verlichtingsfundamentalisme’ zoals Ayaan Hirsi Ali dat verwoordde. Universiteiten en de sociale media falen hier echter bij. In alle Westerse landen hebben we te maken met beperking van het academische debat en de online publieke discussie.
Wat mogen we concluderen?
Aan de universiteit zou weer de nadruk moeten komen te liggen op vrije discussie, waarin het iedereen open staat om elk standpunt aan te hangen, binnen de grenzen van de rechtsstaat. In het verleden hebben nieuw opgerichte universiteiten bewezen een stempel te kunnen drukken op het academische landschap. Zodoende zou vandaag de dag het vrije academische debat gebaat kunnen zijn bij nieuwe academische instellingen waar de Verlichtingswaarden vrijheid en gelijkheid weer centraal worden gesteld. Uitspraken over de al dan niet kwetsende of misleidende inhoud van publicaties zouden bovendien een taak van de rechtspraak moeten zijn, niet van de facto monopolisten uit de tech-industrie.