Op zaterdag 25 februari organiseerde de Common Sense Society–Nederland (CSS–NL), in samenwerking met platform The Aesthetic City, in het kader van ons Tocqueville Programma een publiekslezing over Classicisme en Publieke Architectuur. Te gast was de prominente Amerikaanse architectuurcriticus Catesby Leigh. Zijn werk is gepubliceerd in tijdschriften als The American Conservative en First Things, en hij heeft grote invloed gehad op het besluit van de regering Trump om de esthetische en bouwkundige richtlijnen voor overheidsgebouwen aan te passen. Na zijn lezing ging hij in gesprek met Ruben Hanssen van platform The Aesthetic City en het aanwezige publiek. Je kunt de lezing en de daaropvolgende discussie hier in zijn geheel via YouTube opnieuw volgen.
Wat hebben we besproken?
Centraal stond de waarde van traditionele bouwstijlen, in plaats van modernistische. Die laatste zijn bij architecten al decennia in de mode, ondanks hun impopulariteit bij het brede publiek. Volgens Leigh biedt klassieke architectuur door de filosofie en traditie waarin zij gegrond is echter een betere en betrouwbaardere stijl. Leigh betoogt dat humanistische ontwerpen het beste rendement opleveren met betrekking tot bouwkundige levensduur, esthetiek, functie en economische investering.
Volgens Leigh waarborgt de traditionele vormleer een standaard voor esthetische en bouwkundige kwaliteit. De klassieke canon heeft humanistische wortels en een algemeen herkenbare structuur en fysiologie, overeenkomstig met die van het menselijk lichaam. Massa, verhouding en detail zijn daarbij van groot belang.
Het (post)modernisme daarentegen wordt gekenmerkt door extreme stilistische inconsistentie. Wat architecten lovend “minimalisme” noemen, beschrijft Leigh als een staat van “esthetische anorexia.” Hij betoogt dat modernisme gebouwen heeft gereduceerd tot functionalistische handelswaar: uit tijd en plaats losgerukte, en van ornamenten ontdane materie, die uitsluitend dient ter verheerlijking van het creatieve genie (lees: ego) van de betreffende architect. Gebouwen zijn hierdoor uitdrukkingen geworden van grillen, van tijdelijke mode-uitingen en van kortstondige waarden. Modernistische gebouwen moeten daardoor vaak expliciet toegelicht en uitgelegd worden.
Hier toont zich volgens Leigh een cruciaal onderscheid tussen modernisme en classicisme. Modernisme waardeert authenticiteit (dat wat is) boven klassieke inspirerende idealen (dat wat zou moeten zijn). De modernist verheerlijkt om die reden de creativiteit van de kindergeest als het summum van authenticiteit en verwerpt zo duizenden jaren aan architectonisch erfgoed. Het succes hiervan valt moeilijk te voorspellen. Modernisme heeft zo een wildgroei aan vluchtigheid geïntroduceerd. Van traditie losgezongen gebouwen streven daarmee geen ideaal na. Volgens Leigh kunnen ze daardoor niet dienen als voorbeeld, terwijl dat voor publieke gebouwen wél een kerntaak is.
Classicistische gebouwen, daarentegen, drukken volgens Leigh eerste beginselen uit; idealen die aan de Westerse beschaving ten grondslag hebben gelegen sinds haar ontstaan in het oude Griekenland. Classicisme is een instinctieve reactie op de eigen belichaamde staat, een reflectie op het mens-zijn die geen nadere uitleg behoeft. Traditionele bouwstijlen stralen continuïteit en tijdloze waarden uit. De schoonheid van een klassiek ontwerp spreekt voor zichzelf.
Vanuit het publiek werd tegengeworpen dat classicisme en modernisme niet over één kam geschoren kunnen worden. Beide kennen geslaagde en minder geslaagde gebouwen. Bovendien zou het een inspiratieloze wereld zijn als iedere stad zich beperkte tot dezelfde klassieke zuilen. Voorts werd gesuggereerd dat er ook stijlen denkbaar zijn die wel traditioneel, maar niet humanistisch van aard zijn. Denk bijvoorbeeld aan gebouwen die door de fascisten in Italië en Duitsland zijn neergezet. Houdt een tweedeling van traditioneel en modernistisch wel stand?
Leigh wil het echter niet zwart-wit zien. Volgens hem moet de traditionele stijl niet als een keurslijf beschouwd worden, maar als een rijke bron van inspiratie. Traditionele architectuur beperkt zich niet tot één stijl, of zelfs maar tot één beschaving. Westerse bouwstijlen vinden hun oorsprong onvermijdelijk in de klassieke oudheid, maar er bestaat binnen de Westerse traditie een rijke variatie aan inspiratiebronnen en stijlen: Romaans, Gotisch, Barok, Rococo, art nouveau, et cetera. In andere delen van de wereld zijn er bovendien andere bronnen om op terug te vallen, die óók de menselijke maat eren.
Een ander veelgehoord bezwaar tegen Leigh’s argumentatie is dat bouwen in klassieke stijl te duur zou zijn. Leigh pareert echter dat het juist modernistische abstracties zijn die onevenredig veel geld kosten, en vaak blijven kosten, vanwege gebrekkige bouwkundige prestaties en de voortijdige reparaties die hieruit voortkomen. Ter illustratie: het modernistische 9/11 monument in New York kostte 700 miljoen dollar; het traditionalistische Britse monument om de doden van de Eerste Wereldoorlog te herdenken slechts een fractie daarvan. Modernistisch is niet per definitie goedkoop en klassiek is niet noodzakelijkerwijs duur.
Brengt Leigh hiermee een ‘rechtse’ politieke boodschap? In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht zijn progressivisme en modernisme volgens hem niet noodzakelijkerwijs synoniem. Architectuur is in de eerste plaats sensueel en emotioneel, niet politiek. Daar komt bij dat de dominantie van classicisme in de architectuur aan het eind van de 19e eeuw hand in hand ging met de periode van progressieve dominantie in de Amerikaanse politiek! Leigh verklaart de opkomst van modernistische architectuur na de Tweede Wereldoorlog vanuit het feit dat architectuur een kunst voor de elite is, en dat de elites de weg zouden zijn kwijtgeraakt.
Ten slotte rees tijdens de lezing ook de vraag hoe traditionele architectuur het beste kan worden behartigd in een institutioneel klimaat dat er zo vijandig tegenover staat. Leigh antwoordt dat een grassroots beweging geen overbodige luxe is. Die bestond kortstondig in de jaren ’60, maar werd al snel overgenomen door modernisten. Verder betoogt hij dat conservatieven een cultuurbeleid moeten ontwikkelen. Politiek rechts hanteert voor menig maatschappelijk probleem een standaardrecept van laissez faire marktwerking. Dat is volgens hem ontoereikend gebleken.
Wat mogen we concluderen?
Bouwen in klassieke stijl is zowel mogelijk als wenselijk, vanuit esthetisch, functioneel, en zelfs economisch perspectief. Modernistische gebouwen lijden dikwijls aan bouwkundig wanpresteren en zijn zelden op de lange termijn voorbereid. Waar traditionele ontwerpen een ethos uitdragen en een expressie van een beschaving zijn, daar dienen modernistische gebouwen hoofdzakelijk ter verrijking van architectonische ego’s. Het stimuleren van een grassroots beweging die traditionele architectuur voorstaat is mogelijk een manier om het tij te doen keren.