Op 10 juni 2023 organiseerde Common Sense Society–Nederland, in samenwerking met Stichting Artsen Collectief, een publiekslezing over massavorming en de reactie op COVID-19. De spreker was Prof. Dr. Mattias Desmet, een gerenommeerde Vlaamse wetenschapper die een omstreden maar belangrijke stem in het coronadebat heeft vertolkt. Desmet is als professor klinische psychologie verbonden aan de Universiteit van Gent en heeft een deskundigheid in psychoanalyse en statistiek. In februari 2022 publiceerde hij het boek De psychologie van totalitarisme, waarin hij de relatie tussen massavorming, coronabeleid en totalitarisme in historisch en psychologisch perspectief plaatst. Na afloop van zijn lezing ging Desmet in gesprek met Hannah Visser, internist-infectioloog en medeoprichter van Stichting Artsen Collectief, en Pieter Jan Dijkman, directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, dat een kritisch rapport over het coronabeleid heeft uitgebracht.
Wat hebben we besproken?
Desmet opende zijn lezing met de twee redenen voor het schrijven van zijn boek. Als eerste noemde hij de manier waarop het gevaar van COVID-19 volgens hem structureel te hoog werd ingeschat. Als voorbeeld noemde hij de mortaliteitcijfers, die conform zijn verwachting uiteindelijk tenminste drie keer lager bleken te zijn.
Als tweede reden voor het schrijven van zijn boek noemde Desmet de druk op de vrijheid van meningsuiting. Kritiek werd gedurende de coronatijd ontmoedigd. Het publiek werd geacht de wetenschap te geloven, terwijl discussie—de basis van de wetenschap—in toenemende mate onmogelijk werd gemaakt. Zo kwam Desmet tot de kernvraag: welke psychologische processen leiden ertoe dat mensen bereid zijn om zonder blikken of blozen aantoonbare absurditeiten te slikken?
De verklaring ligt volgens Desmet in massavorming. Dit is een bijzonder soort groepsvorming waarbij kritisch denken uitgeschakeld wordt. Als historische voorbeelden van massavorming noemde hij de kruistochten, de Franse Revolutie, en de totalitaire systemen van de Sovjet-Unie en Nazi-Duitsland. Het is typerend voor massavorming dat mensen in de greep van een ideologie vallen. Dat wil zeggen, zodanig geobsedeerd raken met een bepaald gedachtegoed dat zij hier onevenredig grote offers voor maken en uiteindelijk bereid zijn er alles voor op te geven. Dit gaat gepaard met extreme intolerantie jegens andersdenkenden. In het eindstadium wordt deze intolerantie zelfs zo sterk dat die ook het groepsverband van de familie erodeert. Zo kunnen kinderen ertoe komen hun ouders te verraden, of omgekeerd, “in naam van de revolutie”—of welk ander ideaal er ook aan de massavorming ten grondslag mag liggen.
COVID-19 leidde tot de eerste massavorming op wereldschaal, volgens Desmet. Nooit heeft de wereld grotere mensenmassa’s gekend dan vandaag de dag, noch technologie die wereldwijde communicatie zo toegankelijk heeft gemaakt.
Volgens Desmet waren bij de aanvang van de coronaperiode in Westerse samenlevingen de twee belangrijkste voorwaarden voor massavorming reeds langere tijd aanwezig. Ten eerste, een wijdverspreide en diepgevoelde mate van eenzaamheid; ten tweede -en daaruit voortvloeiend- een even breed gedragen gebrek aan zingeving. Het resultaat hiervan was volgens hem een gevoel van agressie en frustratie, zonder dat te kunnen duiden en loslaten.
Het afreageren van deze frustratie werkt volgens Desmet verbindend wanneer dat gezamenlijk gebeurt. Een propagandastrategie die met een duiding van gevoelde frustratie komt maakt zo de weg vrij voor een zondebok. Dit proces lijkt een bevrediging van de diepste en meest menselijke behoeften, namelijk gemeenschap en zingeving. Meer dan schijn is het echter niet. De band en solidariteit ten opzichte van andere mensen brokkelt juist verder af, in directe proportie tot de toegenomen binding aan de ideologie. Dit fenomeen was ook zichtbaar tijdens de coronatijd, betoogde Desmet. Alle mediakanalen predikten sociale isolatie en vaccinatie uit naam van solidariteit, maar als een vreemdeling zonder mondkapje iets overkwam, was het niemand toegestaan te helpen. De solidariteit met het collectief werd vergroot, maar ten koste van de solidariteit met individuen. Feitelijk waren we nog nooit zo geatomiseerd en eenzaam geweest.
Moeten we dan echter direct in zware termen als ‘totalitarisme’ vervallen? Desmet betoogde van wel. De term ‘dictatuur’ dekt simpelweg de lading niet. Een dictatuur verwijst naar een breed gedragen maatschappelijke angst voor het geweldpotentieel van een kleine groep heersers. Zolang de macht van deze heersers gerespecteerd wordt, of op zijn minst niet bedreigd, genieten burgers een redelijke mate van persoonlijke vrijheid. Dit in tegenstelling tot totalitaire samenlevingen, waar de controle van denken en doen zelfs tot in de huiskamer reikt. ‘Correct’ denken en spreken wordt overal afgedwongen. Precies dit zagen we volgens Desmet gebeuren tijdens de coronaperiode.
Desmet traceerde de historische ontwikkeling van totalitarisme in vogelvlucht, gebaseerd op de verklaring die Hannah Arendt reeds in de zestiger jaren poneerde. Totalitarisme is volgens hem een uitwas van de moderniteit, waarin het dominante wereldbeeld mechanistisch en materialistisch is geworden. Hierin is de wereld een verzameling van elementaire deeltjes, inclusief mensen. Zo zijn tegelijkertijd vereenzaming en het idee van maakbaarheid ontstaan: maatschappelijke oplossingen zouden een zaak zijn van op de juiste knoppen drukken. Pieter Jan Dijkman verwees in deze context naar de uitspraak van minister van volksgezondheid Hugo de Jonge over "dashboard politiek." Dat de wereld wellicht niet volledig beheersbaar is lijkt aan dit concept volkomen vreemd.
Is er eigenlijk iets tegen deze ontwikkeling te doen, als deze decennia of zelfs eeuwen geleden in gang is gezet? Desmet betoogde dat eerlijkheid de antithese is van, en dus de remedie voor, massavorming en atomisering. De meest onderscheidende eigenschap van de mens is volgens hem het vermogen te twijfelen. Geen dier overpeinst immers de zin van het leven. Door vrijmoedig te spreken kan de massavorming niet overgaan tot het laatste stadium, gekenmerkt door geweld en onmenselijkheid. Het gaat om een open stijl van spreken die de intoleranten vreemd is.
Hannah Visser beschreef in haar reactie op Desmet de situatie tijdens corona vanuit haar ervaring als internist. In rap tempo werden in het professionele medische circuit meningen geweerd. Het corona team van het ziekenhuis waar zij werkzaam was bestond uit slechts enkele deskundigen en onevenredig veel communicatiespecialisten. Dat bevorderde een situatie waarin vrij spreken beperkt werd ten gunste van een public relations strategie.
Pieter Jan Dijkman beaamde dat van een vrije samenleving geen sprake kan zijn zonder vrijplaats voor denken. De situatie die Hannah Visser beschreef, waarbij er in toenemende mate bepaald wordt wat wel en niet gedacht en besproken mag worden, is de antithese van een vrije democratie. Dijkman voegde daaraan toe dat volgens hem diverse mensbeelden de eenzaamheid versterkten die volgens Desmet aan de censuur ten grondslag lag. Hier noemde hij ten eerste het liberale idee van de self-made man; ten tweede de neiging om zichzelf als slachtoffer te bezien van kapitalisme en overheid; en tot slot het materialisme zoals Desmet dat beschreef. Angst is in zichzelf geen kwaad, betoogde Dijkman, maar een overheid die angst als instrument gebruikt om de samenleving op te (her)organiseren, is wel problematisch.
Wat mogen we concluderen?
Tijdens corona ontstond er snel een situatie waarin een narratief van goed en kwaad werd opgelegd. De marktplaats der ideeën werd gereduceerd tot een omgeving waarin zogenaamd slechts binair waarheid en onwaarheid werd gedacht. Vrijdenkers werden hierdoor tot immorele ketters bestempeld, en volgers van de officiële gedachtegang tot verstandige morele burgers. Het ontbreken van een ruimte waar je rustig met elkaar van mening kon verschillen was typerend voor de vreemde druk die zich na de eerste COVID golf in 2020 in rap tempo maatschappelijk liet voelen.