Dr. Gerrit Vermeer en Dr. Freek Schmidt over het behoud en het hergebruik van leegstaande kerken
Zaterdag 26 oktober organiseerden we in Amsterdam onze Herfstbijeenkomst! Rondom het CSS thema Schoonheid waren architectuurhistorici Dr. Gerrit Vermeer en Dr. Freek Schmidt te gast. Zij gingen met onze eigen Dr. Herman Wesselink en andere aanwezigen in gesprek over het behoud en het hergebruik van leegstaande kerken.
Scroll naar beneden voor een verslag van wat er is besproken!
Wat hebben we besproken?
Kerkgebouwen zijn altijd onderdeel geweest van maatschappelijke strijd. Voor de 19e eeuw bestond in Nederland nog geen volledige godsdienstvrijheid – het openbaar bestuur was sterk calvinistisch georiënteerd, wat niet ten goede kwam van de bouw van niet-calvinistische kerken. Na 1800 ontstond er meer ruimte om te bouwen, wat een van de redenenen is dat bijna al onze kerkgebouwen uit de 19e en vroege 20e eeuw stammen. Maar ook in de 19e eeuw was er nog veel weerstand uit de veelal liberale stadsbesturen tegen de bouw van grote, centraal gepositioneerde kerken. Tegelijkertijd was er wel steun vanuit het rijk voor de bouw van kerken: in 1824 voerde Koning Willem I een wet in ter subsidiëring van kerkbouw. Dit is lastig denkbaar in onze huidige seculiere tijd, waarin de enige vorm van staatssteun uit het Restoratiefonds bestaat. Dat verstrekt leningen met lage rente—maar alleen voor “aan de eredienst onttrokken kerken.” Ook de burgeremancipatie en bijbehorende opkomst van confessionele politiek en verzuiling droegen sterk bij aan bouw en onderhoud van kerken.
In de naoorlogse periode stond goedkoop en veel bouwen centraal. Veel kerken werden gesloopt en vervangen. Soms was hiertegen protest, zoals in Rotterdam, waar studenten de toren van de te slopen Nederlands Hervormde Kerk beklommen. Dit mocht niet baten: op de plek van de kerk kwam een verzorgingstehuis. Dit protest stond echter niet op zich—vanaf de jaren ’70 vond er een herwaardering van 19e-eeuwse kerken plaats. Vanaf de jaren ’80 werd het bovendien voor alle gemeenten in Nederland mogelijk monumenten aan te wijzen, wat op grote schaal ook met kerken gebeurde. Schaarste leidde tot behoud. Aan de andere kant is het proces van ontkerkelijking onverminderd, zelfs versneld, doorgegaan. Behoud van kerken vereist dus inspanning en steeds inventievere oplossingen voor restoratie en herbestemming.
Wat mogen we concluderen?
Waar moeten we heen met onze verlaten kerken? Moeten we ze behouden? Welke wel en welke niet? Hierbij spelen vele argumenten een rol. Op nationaal niveau wordt er vooral gekeken naar het cultuur- en architectuurhistorisch belang van bepaalde gebouwen. Op lokaal niveau is er meer oog voor de sociale functie en de rol van een kerk in het straatbeeld. Hiertussen bestaat een zeker conflict. Een goede afweging tussen nationaal en lokaal belang is dus belangrijk. In 2021 komt het monumentenbeheer wettelijk bijna volledig in handen van gemeenten en de lokale bevolking. Het is maar zeer de vraag of zij hier in voldoende mate op voorbereid zijn.
Herbestemming blijft ook een complex vraagstuk. De Rooms-Katholieke Kerk verbiedt het ‘onwaardige’ gebruik van kerkgebouwen. Wat geldt echter als onwaardig? Sommige kerken veranderen van kerkgenootschap (soms worden ze zelfs Orthodox), maar het gebruik als niet-Christelijk gebedshuis is uit den boze. Het meeste profane gebruik is echter wel toegestaan – er zijn zelfs kerken omgetoverd in barretjes of clubs. Regionale verschillen zijn ook belangrijk: in Amsterdam is er altijd wel een bestemming te vinden voor een verlaten gebouw; in kleinere gemeenten (die vaak ook nog eens aan krimp onderhevig zijn) is dit veel lastiger.