Zaterdag 23 februari vond in Amsterdam onze jaarlijkse winterbijeenkomst plaats. Binnen de kaders van de CSS thema’s vrijheid en welvaart spraken we met Prof. Dr. Arjan van Dixhoorn van het burgercomité-EU over de ontwikkeling van de Europese unie en de nieuwe breuklijnen in de Nederlandse politiek.
Op deze pagina vindt u een verslag van wat er is besproken.
Wat hebben we besproken?
Van Dixhoorn is een van de drijvende krachten van het Burgercomité-EU en co-auteur van haar Manifest aan het volk van Nederland, een aanklacht tegen de voortschrijdende Europeanisering van onze politiek en een oproep tot herstel van de Nederlandse soevereiniteit. Het burgercomité werd opgericht om dossiervorming rondom de EU op te bouwen omdat haar oprichters meenden dat discussie over de EU in het publieke debat grotendeels afwezig was. Directe aanleiding hiertoe was de ratificatie van het Verdrag van Lissabon, een slechts licht aangepaste versie van de Europese grondwet die in 2005 was verworpen door de Nederlandse kiezer middels een referendum. In zijn analyse van dit verdrag en rapporten van de Raad van State observeert het Burgercomité dat dat er wordt gestreefd naar een steeds hechtere EU, noodzakelijkerwijs eindigend in een federale Europese ‘superstaat’.
Volgens eurosceptici is deze transformatie is inmiddels goed onderweg: Nederlandse instellingen zijn Europese instellingen geworden. Zij spreken van een Copernicaanse omwenteling: het Europese project heeft het democratische project vervangen als middelpunt van ons politieke universum, en de volkssoevereiniteit, waar zo hard voor gestreden is, wordt stilletjes verlaten. Om dit proces tegen te gaan, diende het Burgercomité in 2015 een burgerinitiatief in de Tweede Kamer in, pleitend voor een bindend referendum bij iedere bevoegdheidsoverdracht naar Europese instanties. In de Tweede Kamer werd dit afgewezen, maar nieuwe wetgeving maakte het mogelijk om in 2016 een referendum te organiseren over het aanstaande associatieverdrag met Oekraine, met het burgercomité als een van de initiërende organisaties. Ook dit referendum werd gewonnen door de eurosceptici, maar de reactie van de regering was in de ogen van de initiatiefnemers zeer ontoereikend.
Wat mogen we concluderen?
De eurosceptische these kon in de bijeenkomst op zowel veel voor- als tegenstand rekenen. Een voornaam punt van discussie was de mate van determinisme in het proces van Europeanisering. In hoeverre heeft het Nederlandse democratische bestel nog controle over het proces van soevereiniteitsoverdracht? Enkele deelnemers beweerden dat de incentive-structuren waarin politici en bestuurders opereren natuurlijkerwijs leiden naar Europeanisering: je kunt je omhoog werken in de publieke sector door je positief uit te laten over het Europese project, waar iemand juist carrière schade oploopt als hij bekend komt te staan als Eurosceptisch. Anderen wezen erop dat de toenemende Europeanisering zich altijd had voltrokken binnen de bestaande kaders van onze democratische rechtsstaat en dus gezien moest worden als de bewuste, legitieme keuze van de Nederlandse politiek. Als burgers soevereiniteitsoverdracht zouden willen tegengaan of omkeren, konden zij stemmen op partijen die dat voorstonden: er zou derhalve geen sprake zijn van een verlies aan volkssoevereiniteit, Nederland zou, indien wenselijk, de unie altijd kunnen verlaten. Een andere prominente vraag was de mate van coördinatie: in hoeverre werd de toenemende Europeanisering centraal aangestuurd, en in hoeverre was zij het resultaat van een decentraal proces? Ook werd de Europese Unie in de bredere politieke trend geplaatst van globalisering en de recente antiglobalistische reactie. Is Euroscepsis een rechts of zelfs nationalistisch fenomeen, of is het bestaande begrippenkader ontoereikend om de huidige politieke breuklijnen te beschrijven? In dit licht werden partijen als de SP en de Italiaanse Vijfsterrenbeweging beschouwd. In het algemeen worden zij gezien als progressief-links en niet nationalistisch, maar ze nemen een kritische houding aan ten opzichte van Europeanisering en globalisering.